Advies en begeleiding bij muzikaal-erfgoedzorg

 

Het Gents muziekleven vanaf de jaren 60.

9000 toeren is een lijvige publicatie van 320 pagina’s die een overzicht biedt van de populaire muziekcultuur in het Gentse vanaf de jaren 60. De focus is gericht op pop- en rockmuziek met al zijn varianten, al komt de jazzscene ook in beeld. Katrien Brys, die het initiatief nam voor deze publicatie, vertelt over haar onderzoek en over het erfgoed dat ze daarbij kon gebruiken.

De populaire muziek is ondanks (of wellicht net omwille van) zijn populariteit nog niet zo lang het onderwerp van historisch onderzoek. Het is een paradoxale wetmatigheid: het zeldzame, kostbare en unieke wordt over het algemeen beter bewaard voor de toekomstige generaties terwijl het alledaagse, alomtegenwoordige minder aandacht krijgt en sneller verdwijnt. En zo vanzelf zeldzamer wordt. Met het besef dat de sporen van het verleden van de populaire muziek aan het vervagen zijn, hebben diverse muziekjournalisten en andere liefhebbers hun kennis opgediept en hun bronnenmateriaal bestudeerd met als resultaat een aantal – vaak fraai uitgegeven – publicaties over Jazz Bilzen (2009), de Brugse muziekscene (Brupop, 2013), Rock Werchter (2014), over de Ancienne Belgique (2014).

Ook bij de publicatie van 9000 toeren voelde men de adem van de tijd, vertelt Katrien Brys, die verantwoordelijk was voor de coördinatie en de productie van het boek.

Toen ik in de zomer van 2013 gevraagd werd om voor het stadsmagazine Zone 09 een stadsroute te maken met anekdotes uit het Gentse muziekleven, stelde ik vast dat er zeer weinig bronnen waren om uit te putten. Er was – zowel gedrukt als online – nauwelijks iets terug te vinden over de toch bloeiende muziekscene in het Gentse.
Er waren nog wel een aantal getuigen uit de eerste hand: muzikanten, fotografen, organisatoren die jaren 60 en 70 actief waren. Maar die mensen hebben intussen al een respectabele leeftijd. Toen we met dit boek bezig waren, was Walter De Buck al ziek en intussen is hij overleden. Het was dus het moment om hen hierover te interviewen. Veel van die mensen (Roland, Roel Van Bambost, Zaki, ...) hebben al wel eens wat verteld over die periode, maar ze werden nog nooit als getuigen geïnterviewd.

Een netwerk van getuigen

Het vinden en verwerken van mondelinge getuigenissen verloopt wat complexer dan schriftelijke bronnen. Hoe hebben jullie dit aangepakt?

Ik ben eerst gaan praten met het Interuniversitair Instituut voor Publieksgeschiedenis, gevestigd in de UGent. Zij hebben ons de wetenschappelijke methodiek van het verwerken van mondelinge bronnen uitgelegd. Maar al snel kwamen we tot de conclusie dat dit onze mogelijkheden ver te boven zou gaan: we hadden niet de middelen, noch de mankracht, noch de tijd. We moesten dus voor een meer journalistieke aanpak opteren. Al namen we zoveel mogelijk uit hun adviezen mee. We hebben per decennium een overzicht gemaakt van alle zegspersonen die we wilden spreken. Elk decennium kreeg een hoofdredacteur die de meeste en belangrijkste interviews afnam. Uit die gesprekken kwamen vaak nog meer namen naar boven; zo kregen we een waaier van getuigen. Sommigen waren cruciaal, anderen hadden een beperkte, maar specifieke kennis. Voor deze interviews schakelden we vrijwilligers in. Al deze interviews samen waren het belangrijkste basismateriaal voor het boek.

De muziekwereld is doorspekt met straffe anekdotes en sterke verhalen. Hoe heb je vermeden dat het boek een schandaalkroniek werd?

Het team dat de teksten voor het boek uitschreef, bestaat uit professionele journalisten en we ergeren ons allemaal aan sensatiezoekend populisme. We wilden absoluut vermijden dat het boek een roddelrubriek van de Gentse muziekscene zou worden. Verhalen over drugs, drank, vrouwen, ruzies en dergelijke hebben we geschrapt tenzij ze relevant bleken.
Maar tijdens de interviews komen er natuurlijk mooie anekdotes of sterke verhalen naar boven. Die zijn bijna onmogelijk te controleren of te verifiëren. Die mensen vertellen immers over wat zich 30 of 40 jaar geleden afspeelde. De een herinnert zich dat meer rooskleurig dan de ander. Alles staat dus ook letterlijk tussen aanhalingstekens; het zijn de herinneringen van die bepaalde mensen.

Vier decennia populaire pers doorbladerd

Heb je naast de mondelinge ook nog uitgegeven bronnen gebruikt?

We hebben de gespecialiseerde pers en de lokale pers van vier decennia geraadpleegd op zoek naar muzieknieuws uit Gent: Humo, De Gentenaar, folktijdschrift Tliedboek, Joepie en diverse fanzines. Dat bleek niet zo eenvoudig. De Joepie is niet volledig gearchiveerd en Sanoma heeft het digitaal archief van Humo opgedoekt. Dat kon je makkelijk op trefwoorden doorzoeken. Maar het bestaat dus niet meer; we hebben alle Humo’s één na één doorbladerd. Hetzelfde gebeurde met De Gentenaar en met andere kranten en magazines.

Het standaardwerk van Gust De Coster (Wit-lof from Belgium) en het boek Belpop van Jan Delvaux waren ook goede bronnen. En zo kom je bij discografieën en playlists van de radio. De online catalogi van Discogs en Muziekarchief waren hier een grote hulp. En we kregen medewerking van twee Gentse platenwinkels via Dimitri Cauveren (van Wool-E-Shop) en Mike Keirsbilck (van Consouling Store).

En onuitgegeven bronnen?

Dat was zeer gefragmenteerd. De mensen die we interviewden, hadden hier en daar nog wel wat. Maar fotomateriaal bijvoorbeeld was zeldzaam; dat bleek slechts sporadisch bewaard. Samen met het Huis van Alijn hebben we een oproep uitgestuurd om sfeerfoto’s van het Gentse muziekleven te verzamelen, maar dat leverde zo goed als niets op. Mensen namen geen fototoestel mee als ze uitgingen, als ze er al een hadden. Zowel het toestel als het ontwikkelen van de foto’s was immers duur. Bijna alle foto’s van vóór de jaren 90 werden door professionele fotografen gemaakt. Dat zijn dan vaak geposeerde shoots. Uit het fotoarchief van De Morgen (gedeponeerd bij AMSAB) hebben we wel heel wat kunnen gebruiken.

De nood aan een depotwerking rond populaire muziek

Hoe gaat men om met dit erfgoed?

Als het zich in privéarchieven bevindt, ligt dat vaak op zolder. Er is geen voelbaar beleid rond erfgoed van populaire muziek (1). De jaren 60 zijn onder onze ogen aan het verdwijnen. Soms komt er nog wel wat terecht. Zo kon het archief van Vuile Mong bij het AMSAB terecht. Maar wat gebeurt er met het archief van Walter De Buck? Met dat van Roland? Roel Van Bambost? De muziek uit die periode is misschien nog wel terug te vinden, maar de foto’s, de verhalen, de documenten veel minder. Het is zeer moeilijk om archiefstukken te vinden van de populaire muziek; in het Gents stadsarchief konden we niets terugvinden (2). Door ons werk aan 9000 toeren hebben we min of meer een zicht op wat er zich allemaal in de privéarchieven bevindt, maar dat konden we niet inventariseren, laat staan zelf bewaren. Dat was onze opdracht niet. Maar de noodzaak van een beleid, een depotwerking rond dit erfgoed laat zich toch sterk voelen.

Jullie hebben, naast het boek, zelf ook heel wat nieuw materiaal gecreëerd: bestanden met interviews, foto’s, ... Wat gebeurt er met het archief van 9000 toeren?

Dat is een goede vraag. We hebben een volledige externe harde schijf met al onze transcripties, al onze audiobestanden, een hele beelddatabank. Als we tijd vinden, zullen we die wat opschonen en ordenen. En dan overdragen; misschien aan het stadsarchief.

Hoop je dat andere steden jullie voorbeeld gaan volgen?

Elke stad met een muziekscène zou zo’n boek moeten maken. Hoewel het zeer moeilijk is en veel geld en tijd kost, hoop ik dat men in elke stad een team vindt dat zich daaraan wil wijden. Want het onderzoek maakt toch veel herinneringen en verhalen los. En die gaan anders verloren.
Ons opzet was om de rijkdom van de muziekcultuur in Gent aan het licht te brengen. Er waren veel groepen bezig in Gent en een deel daarvan was echt heel goed. Die zijn soms helemaal vergeten. Onze boodschap is dan: luister naar dit erfgoed.
Tot de jaren 80 bloeide de rockscène vooral in de marginaliteit. Er was maar een klein publiek dat daar interesse voor had. Vanaf de jaren 90 zie je hoe die sector professionaliseert. Alles werd beter: het management, de productie, ... Dat gaat dan weer ten koste van ‘rockgehalte’: de muzikanten zien er tegenwoordig allemaal uit als brave schoonzonen. Dat zie je ook in het boek; hoe je de veranderingen in de rockcultuur kan terugkoppelen naar de verschuivingen in de maatschappij en in de mentaliteit.

(1) Resonant zal vanaf 2015 een veldtekening voor populaire muziek ontwikkelen, die de basis kan vormen voor verdere stappen.
(2) Een stadsarchief heeft vanuit haar historiek in eerste instantie een opdracht als archief van de stedelijke administratie. In Gent worden inmiddels de eerste stappen (met het archief van Collegium Vocale) gezet naar kunst- en kunstenaarsarchieven.

Submit to FacebookSubmit to Google PlusSubmit to TwitterSubmit to LinkedIn

Het Gents muziekleven vanaf de jaren 60.

9000 toeren is een lijvige publicatie van 320 pagina’s die een overzicht biedt van de populaire muziekcultuur in het Gentse vanaf de jaren 60. De focus is gericht op pop- en rockmuziek met al zijn varianten, al komt de jazzscene ook in beeld. Katrien Brys, die het initiatief nam voor deze publicatie, vertelt over haar onderzoek en over het erfgoed dat ze daarbij kon gebruiken.

De populaire muziek is ondanks (of wellicht net omwille van) zijn populariteit nog niet zo lang het onderwerp van historisch onderzoek. Het is een paradoxale wetmatigheid: het zeldzame, kostbare en unieke wordt over het algemeen beter bewaard voor de toekomstige generaties terwijl het alledaagse, alomtegenwoordige minder aandacht krijgt en sneller verdwijnt. En zo vanzelf zeldzamer wordt. Met het besef dat de sporen van het verleden van de populaire muziek aan het vervagen zijn, hebben diverse muziekjournalisten en andere liefhebbers hun kennis opgediept en hun bronnenmateriaal bestudeerd met als resultaat een aantal – vaak fraai uitgegeven – publicaties over Jazz Bilzen (2009), de Brugse muziekscene (Brupop, 2013), Rock Werchter (2014), over de Ancienne Belgique (2014).

Ook bij de publicatie van 9000 toeren voelde men de adem van de tijd, vertelt Katrien Brys, die verantwoordelijk was voor de coördinatie en de productie van het boek.

Toen ik in de zomer van 2013 gevraagd werd om voor het stadsmagazine Zone 09 een stadsroute te maken met anekdotes uit het Gentse muziekleven, stelde ik vast dat er zeer weinig bronnen waren om uit te putten. Er was – zowel gedrukt als online – nauwelijks iets terug te vinden over de toch bloeiende muziekscene in het Gentse.
Er waren nog wel een aantal getuigen uit de eerste hand: muzikanten, fotografen, organisatoren die jaren 60 en 70 actief waren. Maar die mensen hebben intussen al een respectabele leeftijd. Toen we met dit boek bezig waren, was Walter De Buck al ziek en intussen is hij overleden. Het was dus het moment om hen hierover te interviewen. Veel van die mensen (Roland, Roel Van Bambost, Zaki, ...) hebben al wel eens wat verteld over die periode, maar ze werden nog nooit als getuigen geïnterviewd.

Een netwerk van getuigen

Het vinden en verwerken van mondelinge getuigenissen verloopt wat complexer dan schriftelijke bronnen. Hoe hebben jullie dit aangepakt?

Ik ben eerst gaan praten met het Interuniversitair Instituut voor Publieksgeschiedenis, gevestigd in de UGent. Zij hebben ons de wetenschappelijke methodiek van het verwerken van mondelinge bronnen uitgelegd. Maar al snel kwamen we tot de conclusie dat dit onze mogelijkheden ver te boven zou gaan: we hadden niet de middelen, noch de mankracht, noch de tijd. We moesten dus voor een meer journalistieke aanpak opteren. Al namen we zoveel mogelijk uit hun adviezen mee. We hebben per decennium een overzicht gemaakt van alle zegspersonen die we wilden spreken. Elk decennium kreeg een hoofdredacteur die de meeste en belangrijkste interviews afnam. Uit die gesprekken kwamen vaak nog meer namen naar boven; zo kregen we een waaier van getuigen. Sommigen waren cruciaal, anderen hadden een beperkte, maar specifieke kennis. Voor deze interviews schakelden we vrijwilligers in. Al deze interviews samen waren het belangrijkste basismateriaal voor het boek.

De muziekwereld is doorspekt met straffe anekdotes en sterke verhalen. Hoe heb je vermeden dat het boek een schandaalkroniek werd?

Het team dat de teksten voor het boek uitschreef, bestaat uit professionele journalisten en we ergeren ons allemaal aan sensatiezoekend populisme. We wilden absoluut vermijden dat het boek een roddelrubriek van de Gentse muziekscene zou worden. Verhalen over drugs, drank, vrouwen, ruzies en dergelijke hebben we geschrapt tenzij ze relevant bleken.
Maar tijdens de interviews komen er natuurlijk mooie anekdotes of sterke verhalen naar boven. Die zijn bijna onmogelijk te controleren of te verifiëren. Die mensen vertellen immers over wat zich 30 of 40 jaar geleden afspeelde. De een herinnert zich dat meer rooskleurig dan de ander. Alles staat dus ook letterlijk tussen aanhalingstekens; het zijn de herinneringen van die bepaalde mensen.

Vier decennia populaire pers doorbladerd

Heb je naast de mondelinge ook nog uitgegeven bronnen gebruikt?

We hebben de gespecialiseerde pers en de lokale pers van vier decennia geraadpleegd op zoek naar muzieknieuws uit Gent: Humo, De Gentenaar, folktijdschrift Tliedboek, Joepie en diverse fanzines. Dat bleek niet zo eenvoudig. De Joepie is niet volledig gearchiveerd en Sanoma heeft het digitaal archief van Humo opgedoekt. Dat kon je makkelijk op trefwoorden doorzoeken. Maar het bestaat dus niet meer; we hebben alle Humo’s één na één doorbladerd. Hetzelfde gebeurde met De Gentenaar en met andere kranten en magazines.

Het standaardwerk van Gust De Coster (Wit-lof from Belgium) en het boek Belpop van Jan Delvaux waren ook goede bronnen. En zo kom je bij discografieën en playlists van de radio. De online catalogi van Discogs en Muziekarchief waren hier een grote hulp. En we kregen medewerking van twee Gentse platenwinkels via Dimitri Cauveren (van Wool-E-Shop) en Mike Keirsbilck (van Consouling Store).

En onuitgegeven bronnen?

Dat was zeer gefragmenteerd. De mensen die we interviewden, hadden hier en daar nog wel wat. Maar fotomateriaal bijvoorbeeld was zeldzaam; dat bleek slechts sporadisch bewaard. Samen met het Huis van Alijn hebben we een oproep uitgestuurd om sfeerfoto’s van het Gentse muziekleven te verzamelen, maar dat leverde zo goed als niets op. Mensen namen geen fototoestel mee als ze uitgingen, als ze er al een hadden. Zowel het toestel als het ontwikkelen van de foto’s was immers duur. Bijna alle foto’s van vóór de jaren 90 werden door professionele fotografen gemaakt. Dat zijn dan vaak geposeerde shoots. Uit het fotoarchief van De Morgen (gedeponeerd bij AMSAB) hebben we wel heel wat kunnen gebruiken.

De nood aan een depotwerking rond populaire muziek

Hoe gaat men om met dit erfgoed?

Als het zich in privéarchieven bevindt, ligt dat vaak op zolder. Er is geen voelbaar beleid rond erfgoed van populaire muziek (1). De jaren 60 zijn onder onze ogen aan het verdwijnen. Soms komt er nog wel wat terecht. Zo kon het archief van Vuile Mong bij het AMSAB terecht. Maar wat gebeurt er met het archief van Walter De Buck? Met dat van Roland? Roel Van Bambost? De muziek uit die periode is misschien nog wel terug te vinden, maar de foto’s, de verhalen, de documenten veel minder. Het is zeer moeilijk om archiefstukken te vinden van de populaire muziek; in het Gents stadsarchief konden we niets terugvinden (2). Door ons werk aan 9000 toeren hebben we min of meer een zicht op wat er zich allemaal in de privéarchieven bevindt, maar dat konden we niet inventariseren, laat staan zelf bewaren. Dat was onze opdracht niet. Maar de noodzaak van een beleid, een depotwerking rond dit erfgoed laat zich toch sterk voelen.

Jullie hebben, naast het boek, zelf ook heel wat nieuw materiaal gecreëerd: bestanden met interviews, foto’s, ... Wat gebeurt er met het archief van 9000 toeren?

Dat is een goede vraag. We hebben een volledige externe harde schijf met al onze transcripties, al onze audiobestanden, een hele beelddatabank. Als we tijd vinden, zullen we die wat opschonen en ordenen. En dan overdragen; misschien aan het stadsarchief.

Hoop je dat andere steden jullie voorbeeld gaan volgen?

Elke stad met een muziekscène zou zo’n boek moeten maken. Hoewel het zeer moeilijk is en veel geld en tijd kost, hoop ik dat men in elke stad een team vindt dat zich daaraan wil wijden. Want het onderzoek maakt toch veel herinneringen en verhalen los. En die gaan anders verloren.
Ons opzet was om de rijkdom van de muziekcultuur in Gent aan het licht te brengen. Er waren veel groepen bezig in Gent en een deel daarvan was echt heel goed. Die zijn soms helemaal vergeten. Onze boodschap is dan: luister naar dit erfgoed.
Tot de jaren 80 bloeide de rockscène vooral in de marginaliteit. Er was maar een klein publiek dat daar interesse voor had. Vanaf de jaren 90 zie je hoe die sector professionaliseert. Alles werd beter: het management, de productie, ... Dat gaat dan weer ten koste van ‘rockgehalte’: de muzikanten zien er tegenwoordig allemaal uit als brave schoonzonen. Dat zie je ook in het boek; hoe je de veranderingen in de rockcultuur kan terugkoppelen naar de verschuivingen in de maatschappij en in de mentaliteit.

(1) Resonant zal vanaf 2015 een veldtekening voor populaire muziek ontwikkelen, die de basis kan vormen voor verdere stappen.
(2) Een stadsarchief heeft vanuit haar historiek in eerste instantie een opdracht als archief van de stedelijke administratie. In Gent worden inmiddels de eerste stappen (met het archief van Collegium Vocale) gezet naar kunst- en kunstenaarsarchieven.

Submit to FacebookSubmit to Google PlusSubmit to TwitterSubmit to LinkedIn