Bladmuziek is typerend en uniek muzikaal erfgoed.

Zonder bladmuziek zou het merendeel van ons muzikaal verleden niet tot ons gekomen zijn. Muziek is immers vluchtig: eens uitgevoerd, is het er niet meer. Het noteren van muziek is dan een handig hulpmiddel – eeuwenlang ook het enige – om de klinkende muziek te registreren en toegankelijk te maken voor verdere uitvoeringen, 

De traditie van het noteren van muziek bestaat in West-Europa al sinds de negende eeuw. De meest herkenbare vorm is de partituur of partij in moderne muzieknotatie: de noten zijn er op vijflijnige notenbalken vormgegeven als zwarte en witte bolletjes, met stokjes en vlaggetjes, gescheiden door verticale maatstrepen. Deze muzieknotatie geeft niet enkel de toonhoogte weer (hoe hoog of hoe laag een toon klinkt), maar ook de toonduren (hoe lang of hoe kort een toon klinkt). Boven de notenbalk geven woorden of tekens de dynamiek (piano, mezzoforte) of de speelwijze (pizzicato, staccato) aan.

De moderne muzieknotatie kreeg in de 17de eeuw haar definitieve vorm. Maar in het Westen wordt muziek al van de 9de eeuw genoteerd. Oudere muzieknotatiesystemen zijn onder andere:

NeumenschriftNeumenschrift   

HoefnagelschriftHoefnagelschrift

In de twintigste eeuw ontstonden nieuwe notatiesystemen. Bijvoorbeeld grafische muzieknotaties (voor nieuwe muziek) of het cijferschrift, dat vooral voor educatieve doeleinden werd gebruikt. 

Wat al deze notatievormen met elkaar gemeen hebben, is dat ze een grafische (en woordelijke) weergave zijn van de klinkende muziek: wat genoteerd is, geeft aan wat moet klinken bij uitvoering.
Een speciale vorm van muzieknotatie is de tabulatuur. Daarin wordt in de eerste plaats weergegeven hoe de muziek (letterlijk) gespeeld moet worden. Dit systeem werd voornamelijk gebruikt voor klavierinstrumenten (zoals het orgel) of tokkelinstrumenten (bijvoorbeeld de luit). De tabulatuur geeft aan welke toets moet worden neergedrukt of welke snaar met welke vinger waar op de hals moet worden ingedrukt.

CijferschriftCijferschrift

TabulatuurTabulatuur

Bladmuziek werd vroeger vaak gebundeld. Gelijkaardige muziekstukken vormden dan één bundel: liedboeken, liturgische muziek, instrumentale muziek. Een modern voorbeeld hiervan zijn de songbooks.

De belangrijkste reden om bladmuziek te conserveren, is om het voorbestaan van de muziek te garanderen. Maar dat is niet de enige reden. De genoteerde muziek van de componist zelf (de autograaf) kan ons veel leren over de ontstaansgeschiedenis van een werk of over de werkwijze van een componist. Ook schetsen van composities zijn een belangrijke bron hiervoor. Bovendien bevatten afschriften of drukken van composities vaak fouten: noten die zijn geschrapt of toegevoegd volgens de inzichten van de kopiist of uitgever. De autograaf is dan een belangrijke bron voor correcties.

Maar ook gedrukte bladmuziek kan interessant zijn. Van pakweg de symfonieën van Beethoven of de orkestsuites van Bach zijn veel gedrukte exemplaren in omloop, waardoor deze uitgaven op het eerste gezicht minder interessant of relevant lijken voor conservering. Anderzijds leert de aanwezigheid van deze partituren in het archief van een negentiende-eeuwse muziekvereniging ons iets over deze vereniging zelf en over het repertoire dat ze uitvoerden. Misschien vormt de aanwezigheid van deze partituren zelfs een bron van kennis over het muziekleven in de stad of regio.
Bovendien zijn partituren en andere vormen van genoteerde muziek vaak echte ‘werkdocumenten’, waarop veelvuldig aantekeningen worden gemaakt door de uitvoerders. Op die manier leren deze documenten ons ook iets over hoe muziek in het verleden werd gepercipieerd en uitgevoerd.

Meer info: Achter de muziek aan, pp. 99.

Submit to FacebookSubmit to Google PlusSubmit to TwitterSubmit to LinkedIn